Wanneer je in één keer naar boven gaat, is het doseren van de krachten wel handig. Voor je het weet blaas je je benen op; dan is de lol er snel af. De kunst is om het op je eigen tempo te doen. Soms aanzetten, soms bijna ‘surplace’. Neem dit laatste echter niet te letterlijk, want voor je het weet ga je met volle vaart weer terug naar waar je vandaan bent gekomen…
Al doet alles pijn, is het eten een uitdaging op zich (zie maar eens met goed fatsoen iets uit je achterzak te krijgen, terwijl je eigenlijk met 2 handen aan het stuur moet hangen), het geeft een euforisch gevoel, dat klimmen.
De Sault beklimming werd de dag dat wij het deden, ook gedaan door een grote groep jonge en oudere mensen door elkaar. Met allemaal dezelfde kleding; het zag er tiptop uit. Een praatje is tijdens het fietsen gauw gemaakt. Zo kwamen we erachter dat de groep ongeveer 300 mensen betrof, afkomstig uit diverse zorggroepen. Maandenlang hadden ze getraind, om nu – onder begeleiding – naar boven te kunnen gaan.
Er was ook een tandem. Voor de man achterop moet het voortbewegen, vanwege zijn handicap, in het normale leven al een opgave zijn. En toch: hij ging ervoor! Met zijn hoofd schuin omhoog, alsof hij voortdurend uitkeek naar de top van de berg, zonder praten gewoon blijven doortrappen.
Op dat moment voelde ik mijn verzuurde benen niet meer. En ook het eten was niet meer relevant. In plaats daarvan maakte ik een diepe, diepe buiging uit respect voor wat hij en zijn begeleiders deden: samen een ervaring opdoen voor het leven.
Op een berg een les in relativering.